← alle inzichten

Ondernemersbloed ruik je van kilometers afstand

Centrum Mechelen heeft drie wijnbars die een bezoekje waard zijn. Ik ken ze alle drie. Vorige week zat ik in geen van die drie.

Neenee, vorige week zat ik in een espressobar. Gilbert, zo had deze veredelde koffieshop kunnen heten. Of Roger. Of Herman — of een andere naam die klinkt alsof iemands bompa er ooit koffie heeft gedronken met te veel suiker. Jammerlijk gestorven, net voor de opening, aan diabetes.

Op het raam: een logo in vette sans-serif letters — wit, met een klinker in het goud. Het zet je aan het denken. Binnen: Edison-lampen en een krijtwand met “Coffee is always a good idea” erop. Modern gezellig, zo op het eerste zicht. Ingericht door een branding bureau. Eentje dat er niet in slaagde voldoende budget vrij te maken voor strategie, maar meteen in de creatie wilde vliegen. Te vroeg voor wijn, dat wel, maar mijn timing zat perfect. En voor de koffie kwam ik sowieso niet.

Van tevoren had ik ChatGPT gevraagd wat-ie ervan vond. Mijn sidekick vertelde me dat er een mogelijkheid tot plantaardige melk (vegan-vriendelijk) bestond en dat vriendelijk personeel me tegemoet zou treden. Ik heb het twee keer gelezen, en nog even getwijfeld om terug te draaien, maar goed. Volhardend hé.

Voor ik het wist stond er, na een mannelijke schouderklop en gemeende glimlach, een Fritz Kola Zero voor me. Niet het iconische Cola Zero-flesje dat ik had besteld. Eerder een lokale interpretatie van afschuwelijke ellende. Maar ik zat er voor andere redenen.

Twee weken geleden: “Zullen we lunchen?”

Ik: “Nee. Koffie.”

Want lunchen is iets voor mensen die denken dat praten makkelijker gaat met een halve fles Brunello di Montalcino — die Toscaanse Sangiovese die smaakpapillen doet dansen, maar hersencellen vertroebelt. Kersen en leer, zeggen ze. Tannines en complexiteit. Ja, prachtig. Maar ik ben sportief ongeduldig. Ik wil niet twee uur aan tafel zitten terwijl een ober me uitlegt waarom deze wijn “gelaagd” is, alsof ik niet weet wat diepte betekent.

Dus daar zaten we. Fritz Kola Zero en een klassieke Estse Espresso Macchiato tussen ons in.

Tegenover me: een voormalige collega. Laten we hem Sammy noemen, want dat doet hij zelf ook. We hadden samengewerkt in de tijd dat een resem ongehoord succesvolle overnames ons om de oren vlogen. Zo’n vier jaar geleden hadden we voor het laatst gesproken, in een wijnbar nota bene. Toevallig. De geproefde wijnen ben ik vergeten, het gesprek wij beiden niet. LinkedIn-likes waren er wel geweest — het moderne equivalent van knikken naar iemand aan de overkant van de straat zonder ooit buiten te komen.

Twee minuten. Meer had ik niet nodig.

Sammy begon te praten en ik voelde het meteen — dat warme ondernemersbloed. Hij had ondernomen, al kijkt hij er zelf nog wat bescheiden op neer. De moeilijkste stappen waren gezet: opgestart, geloofd, gesprongen en dus vertrokken. Het soort stappen waar de meeste mensen nog over nadenken terwijl ze hun derde strategiesessie inplannen.

Hij vertelde over zijn plannen. Ik stelde de waarom-vragen. De wat-wil-jij-eigenlijk-vragen. De vragen die mensen normaal ontwijken met “schaalbaar groeipotentieel”, “360” of “AI-driven thought leadership.” Het verschil tussen ondernemers en… ondernemers. Ja, dat is er. Niet elke ‘ondernemer’ is een warmbloedig, groei mindset, glas-half-tot-helemaal-vol type. Sammy wel.

Hij zei: “Ik wil een verschil maken. Iets bouwen waar ik fier op kan zijn.”

Geen glitter. Geen pitch. Gewoon eerlijk. Het soort eerlijk dat zelfs Fritz Kola Zero bijna drinkbaar maakt. Ik bestelde er nog een, zonder het goed te beseffen. De barista keek me raar aan. Waarschijnlijk had ze nog nooit meegemaakt dat iemand twee Fritz Kola Zero’s aankon. Enkel de warmbloedigen is het gegeven.

Weet je wat het is? Sammy zoekt de échte verhalen. Niet de gepolijste LinkedIn-versie waar alles altijd “learnings” zijn en niemand ooit fuck-ups maakt. Maar het echte werk. De builders. En soms de buyers. Of beide — al vereist dat laatste een soort schizofrene zelfbeheersing.

En niet in de zin van “ik wil ook een podcast beginnen over mindfulness en M&A.” Sammy wil bouwen. Écht bouwen. Iets waar hij fier op kan zijn, zoals hij zelf zei. En daarvoor wil hij weten hoe het werkt. Niet de theorie, maar de praktijk. Hoe pak je dat aan? Waarom deed je dat zo? Wat zou je anders doen? Die vragen stelde hij. De goede vragen.

“En investeerders?” vroeg hij. “Wanneer haal je die erbij?” Ik zag het aan zijn ogen. De vraag was niet hypothetisch.Te vroeg, zei ik hem. Misschien zelfs helemaal niet nodig. Ik ben pro-investeerders, hoor — maar alleen als ze op het juiste moment komen en werkelijk iets toevoegen aan de ondernemersdroom. Anders zijn het gewoon mensen met geld en meningen. En van dat laatste heeft niemand tekort.

“Mergers?” Zeker een groei-optie. Maar enkel en alleen als je ondernemershart “ja” zegt. Je hart, en als je mag blijven ondernemen op het niveau dat je wil ondernemen. Want als dat nee zegt, dan maakt het niet uit hoeveel synergieën er op papier of euros op je rekening staan — het gaat niet werken. En dan betaal je twee keer: met geld (soms) én met spijt (altijd).

Ik kijk op mijn klok. We zitten hier al langer dan een verdomde lunch zou duren. Ik neem afscheid en laat Sammy, de ondernemer, de rekening betalen. Mijn tips? Onbetaalbaar, zo redeneer ik.

Het begint weliswaar met warm bloed, maar het moet nog altijd door een goede kop stromen. Sammy heeft die goede kop.

Toen ik buiten stapte, voelde ik het: mijn bloed was warmer dan toen ik binnenging. Door het herkennen van iets dat zeldzaam is. Zelfs onder ondernemers.

Sammy gaat iets neerzetten waar hij fier op kan zijn. Dat weet ik nu wel zeker. Warm bloed ruik je van kilometers afstand. En als je het ruikt? Ga zitten. Bestel iets smerigs. En luister. Je kan nog iets leren. 


doorTom Bogaert, m&a adviseur, investeerder, ondernemer, groeicoach

Abonneren op Linkedin